© 2024 Gerphil Kerkhof

 

  

De Verbeelding

Welkom bij De Verbeelding – een virtuele rondleiding door mijn fotografisch werk. Deze voert langs een aantal thema’s in mijn fotografie, die illustreren hoe Beeld en Verbeelding (of: mijn werkelijkheid en mijn verbeelding) doorwerken op de fotograaf en op de beschouwer van zijn werk.

(c) Foto Gerphil Kerkhof  

Naar Galerie "De Verbeelding" | Verder naar Verbeelding - Het Sublieme

  
Roland Barthes schreef in zijn boek “Camera Lucida” (1981) dat foto’s die hem raken bestaan uit een combinatie van ‘studium’ en ‘punctum’. Studium staat dan voor het inhoudelijke van de foto, dat ons boeit doordat het informatie geeft over bijvoorbeeld een persoon, een landstreek, een stad – een verhaal vertelt, het verhaal dat de fotograaf ons wil vertellen. Punctum staat voor het element dat de compositie, de natuurlijke ordening van het beeld(verhaal) doorbreekt, ons prikkelt, irriteert, steekt en aan ons knaagt. Dat ons aan het denken, verkennen zet – iets in ons losmaakt. Zonder zo’n stekelig, verontrustend  element zou een foto slechts registrerend of op zijn hoogst ‘mooi’ zijn, maar nietszeggend.

    

Pleasures of Imagination

Ik zou daar een factor aan toe willen voegen: ‘pleasure’– wat op zijn beurt ook weer een tweeledige vertaling behoeft, als ‘genot’ en ‘fascinatie’. Naast het prikkelende en van ons stuk brengende (‘punctum’) is er in een foto die ons echt raakt ook iets dat ons verlokt: genot schenkt (of tenminste belooft) en fascineert: een combinatie van bevallen, aantrekken en overgave – respectievelijk binden en overweldigen. Waar studium en punctum structuralistische en bijna rationele begrippen zijn, verbonden met overbrengen, informeren en ‘verlichting’ in meer intellectuele zin, is de tweede as een irrationele, zinnelijk-spirituele en oplossende, die draait om vereniging, vernietiging en herschepping.  

Om dit aspect te begrijpen, grijpen we terug op een essay in nummer 411 van The Spectator van juni 1712, geschreven door de Engelse essayist, dichter en politicus Joseph Addison. In dit essay, Pleasures of Imagination genaamd, beschrijft hij het gezichtsvermogen als het meest verrukkelijke zintuig dat de mens heeft. En onderzoekt hij de genoegens – pleasures – die dit vermogen biedt bij met name het zien van wat Groots, Ongewoon of van grote Schoonheid is.

Ook hij is een zoon van de verlichting, waar hij schrijft dat dankzij de ‘pleasure' die wij bij het zien van wat groots, nieuw en mooi is onze geest gevoed wordt met een onafzienbare stroom van impulsen. Maar hij voegt daar een tweede, ‘secundaire’ Verbeelding aan toe, die in de geest van de mens plaatsvindt, al dan niet, direct of indirect, getriggerd door dingen die daadwerkelijk waargenomen zijn. Een vermogen dat weliswaar in eerste instantie gevoed wordt via het oog, maar de mens in staat stelt tot “… retaining, altering, and compounding those images, which we have once received, into all the varieties of picture and vision that are most agreeable to the imagination; for by this faculty a man in a dungeon is capable of entertaining himself with scenes and landscapes more beautiful than any that can be found in the whole compass of nature.”

Interessant dat hij hier dus een onderscheid maakt tussen het eigenlijke beeld zoals dat via onze ogen onze geest binnendringt en de innerlijke beelden die dit oproept in onze Verbeelding. Naar Addison’s idee zijn beelden niet alleen het vehikel van het denken (in denkbeelden), maar fysiek waargenomen beelden kunnen ook de verbeeldingskracht en daarmee de creativiteit van de mens voeden en versterken: nieuwe stromen van beelden (zowel in onze innerlijke verbeelding als in de verbeelding die kunst – of dat nu schilderkunst, beeldhouwkunst of creatieve fotografie is – schept), gedachten en gevoelens oproepen.

De Verbeelding wordt daarmee gezien als een creatief proces waarin mentale beelden, concepten en ervaringen gecreëerd worden, betekenis toegekend wordt aan wat we daadwerkelijk ervaren in de wereld en in onszelf en om daar iets mee te (willen) doen. En daarmee wordt tevens de beeldende kunst – juist ook fotografie – tot een medium om de verbeeldingskracht van de beschouwer op een hoger plan te brengen. Met name de creatieve fotografie, omdat het gefotografeerde enerzijds nadrukkelijk appelleert aan de zichtbare werkelijkheid, maar deze tegelijk ook in een andere context plaats en daardoor vervreemdend en verbeeldend werkt. Niet alleen door het objectieve feit dat de werkelijkheid tweedimensionaal wordt weergegeven, met strikte kaders die de betekenis-geving (van wat relevant is en wat niet – en waarom?) sturen, maar ook door de weergave van wat er zich binnen die kaders afspeelt.

Deze dynamiek tussen zien (of beeld) en Verbeelding en wat die Verbeelding met ons doet – dat is het thema van deze expositie en van het exposé dat deze expositie als een raamvertelling omlijst. Zij staan vooral stil bij het ontketenen van die innerlijke verbeelding, omdat deze verbeelding zoveel krachtiger en creatiever is dan de meer instinctieve en lichamelijke reacties die de fysieke waarneming of de gedachten die het inhoudelijk gecommuniceerde verhaal oproepen.
  

    

De Verbeelding als wonderspiegel

Terug naar het Beeld – het geziene – zelf. Op dit punt aangekomen wordt nu ook duidelijk waarom in het woord ‘werkelijkheid’ het werkwoord ‘werken’ verborgen gaat. Sinds Kant weten we dat het fundamenteel onmogelijk is om een objectieve werkelijkheid waar te nemen. De werkelijkheid ontstaat in de interactie tussen onszelf en de wereld. Het is onze menselijke beperking die ons een beperkt, menselijk beeld van de werkelijkheid biedt – en het is de persoonlijke verbeelding die die werkelijkheid uiteindelijk voor ons schept en ontvouwt, inkleurt, waarde en betekenis toekent.

Dit is ook zeker waar, waar het het interpreteren van artistieke werken als foto’s of gedichten betreft. In zijn essay “La Mort de ‘Auteur” (1968) voert Roland Barthes met recht aan, dat “de auteur van een tekst niet de betekenissen in een tekst legt die een lezer uit de tekst haalt, maar dat de lezer zelf betekenissen aan de tekst geeft en zelfs voortdurend verschillende betekenissen vindt” (citaat: Wikipedia). Met andere woorden, het Verbeeldingsproces van de auteur, of fotograaf, houdt niet op bij het afwerken door de auteur, maar zet zich voort bij de beschouwer of lezer, en de verbeelding van de laatste kan totaal ergens anders toe leiden dan de fotograaf of schrijver oorspronkelijk voor ogen stond. Zelfs, of de schrijver of fotograaf bewust iets voor ogen stond wordt vanuit dit perspectief totaal irrelevant: de essentie van een geslaagd werk ligt in het vermogen een rijke verbeelding op te wekken – aan beide zijden van het (spiegel)raam: bij maker en beschouwer/lezer.

Want als die verbeeldingskracht eenmaal vrij komt, dan blijkt dat geen verbeelding hetzelfde is. Ieder mens heeft bewust of onbewust bepaalde thema’s in zijn of haar eigen verbeelding: innerlijke verbeeldingslijnen die verbonden zijn met bepaalde beeldenpatronen buiten ons – in kunst en in de ‘werkelijkheid’– die onze verbeelding kracht en richting geven. Bewustwording van die thema’s is belangrijk om te kunnen groeien in je vermogen om betekenis te geven, te ervaren en te verbeelden.

Dit essay en deze expositie is ingedeeld in vier hoofdstukken respectievelijk galeries. Elk staat stil bij een ander thema in mijn Verbeelding. Tevens geven deze een reflectie van hoe de Verbeelding in algemene zin opgewekt kan worden. Als zodanig zijn deze thema’s vergelijkbaar met het Grootse, het Ongewone en het Schone die in de visie van Addison de pleasures van de zintuiglijke en de innerlijke ‘imagination’ opwekken. Bij elk van deze Verbeeldingsthema’s of -triggers hoort een aantal beelden die illustratief zijn wat dit aspect van pleasure/fascinatie behelst.

Deze triggers en thema’s zijn verbeeldingen van ervaringen bij het waarnemen en fotografisch in beeld brengen van een realiteit. Door de keuze en selectie van plaats en moment en hoe deze in beeld worden gebracht zeggen zij uiteindelijk meer over de innerlijke beeldenstroom dan over een bepaalde waterpartij in Schotland of een oude vrouw in Maleisië. Centraal staat de trigger tot het verbeeldingsproces, het verbeeldingsproces bij de fotograaf – en het verbeeldingsproces dat hopelijk op gang wordt gebracht bij de beschouwer.

Hoe deze een loopje met mijn Verbeelding nemen zal anders zijn dan die bij jou, de bezoeker.
  

    

Thematiek

Daarom hebben de hoofdstukken ook geen concrete, uit de werkelijkheid ontleende benaming als landschap, portret of natuur. En ook geen afzonderlijke substanties, objecten of gevoelens als ‘water’, ‘reflectie’, ‘brug’, ‘schaduw’ of ‘woede’. Het zijn benamingen die eerder een universeel ervarings- en verbeeldingsproces aanduiden dat de feitelijke inhoud van het beeld doet overstromen naar innerlijke beelden: over ons leven, hoe we tegen dingen aankijken en wat we daarmee zouden kunnen doen. Zij zijn:

Tot zover deze inleiding. De reis kan beginnen.

Naar vervolg: Het Sublieme